vrijdag 24 oktober 2008

Samenvatting

Sprekend Verleden, handboek A, hoofdstuk 2, paragraaf 7 tot en met het einde van het hoofdstuk

Door Vivian Klein

 

Paragraaf 7

  800 v.C. De Etrusken (een volk uit het midden-oosten) veroverde een groot deel van Noord- en Midden-Italië, dit land behoorde eerst tot het romeinse rijk. Omdat de handel bij de Etruksen flink toenam groeide Rome en andere dorpen uit tot steden.

  500 v.C. De Romeinen kwamen in opstand tegen de Etrusken. Rome was een van de steden die zich vrijvocht.

  400 en 300 v.C. De Romeinen veroverde Italië (behalve het uiterste noorden), ook de Griekse kolonisten in Zuid-Italië (275 v.C.). Ze hebben Italië bijna 1000 jaar geregeerd.

  Republiek Rome veranderde van een monarchie naar een republiek. De belangrijkste bestuurders waren de twee consuls. Elk jaar werden zijn opgevolgd door twee nieuwe. Als ex-consul kwam je in de senaat. Dit was een raad van mensen die vroeger bestuurder waren geweest. De senaat gaf raad aan de consuls. De Romeinse mannen konden terecht in de volksvergadering, deze had echter weinig invloed op het bestuur.

 

Paragraaf 8

  De rijke Romeinen (patriciërs) hadden de macht in Rome. Deze patriciërs waren de enige die leidinggevende functies hadden. De overige Romeinen werden plebejers genoemd. Afkomst bepaalde of je een patriciër of een plebejer was. Huwelijk tussen de twee groepen was verboden. Er waren rijke plebejers en arme plebejers. De rijke moesten evenveel belasting betalen als de patriciërs, dit geld ging naar het bestuur en het leger.

  De plebejers werden ontevreden. De rijke plebejers wouden samen met de patriciërs leiding geven en de arme plebejers wouden niet meer dat ze door te hoge schulden als slaaf konden worden verkocht.

  Enkele eeuwen lang regeerden de patriciërs Rome, maar uiteindelijk hadden ze de rijke plebejers nodig voor hun geld en de arme plebejers als soldaten en moesten ze wel iets toegeven. Plebejers mochten niet meer als slaaf worden verkocht, plebejers en patriciërs mochten met elkaar trouwen en plebejers mochten ook hoge ambten in het bestuur en in het leger uitoefenen. De rijke plebejers waren nu tevreden; ze vormden samen met de patriciërs een nieuwe bovenlaag: de nobiles. Voor de arme plebejers was het leven nog steeds zwaar; het was nog steeds moeilijk om aan land of een bedrijfje te komen, de rente voor een lening was nog steeds zeer hoog en de belangrijke posten in het bestuur en in het leger waren nog steeds onbereikbaar

  Twee groepen in de Romeinse samenleving hadden helemaal niets te zeggen: vrouwen en slaven.

 

Paragraaf 9

  Nadat de Romeinen Italië hadden veroverd (275 v.C.), veroverde ze nog het Middellandse Zeegebied en een groot deel van de rest van Europa (www). Ze deden hier bijna 300 jaar over. Ze hadden elke keer andere redenen om een stuk land te veroveren; het land had een bondgenoot van de Romeinen aangevallen, het bedreigde de handel of de veiligheid van de Romeinen of ze wouden meer land voor de Romeinse bevolking.

  Door deze uitbreidingen veranderde er veel in het Romeinse imperium:

De Romeinen verdelen hun rijk in provincies. Elke provincie had een Romeins bestuur met een gouverneur aan het hoofd en moest elk jaar belasting betalen. Ook werden er in elke provincie troepen gelegerd.

De senaat werd machtiger, hun raad werd bijna altijd opgevolgd.

De invloed van de Griekse cultuur werd sterker. Goden, wetenschappen en bouwtechnieken werden overgenomen van de Grieken. Griekse goden werden ook Romeinse goden, alleen dan onder een andere naam en Romeinse tempels werden op dezelfde manier gebouwd als Griekse tempels.

Het aantal arme mensen steeg sterk. Dit kwam doordat veel boeren gedwongen werden hun families te verlaten om in het leger te dienen. De boerderij kon hierdoor niet meer draaide gehouden worden door de overige familieleden en het gezin verhuisde naar de stad. Deze mensen werden proletariërs genoemd.

Het aantal rijke mensen steeg sterk. Sommige mensen werden rijk door de buit die ze gemaakt hadden tijdens veldtochten, anderen door de groeiende handel en weer anderen doordat ze de bevolking in de veroverde gebieden te veel belasting lieten betalen en een deel zelf hielden. 

Veel slaven werden buitgemaakt uit de veroverde gebieden. Deze werden behandeld als vee: overdag moesten ze met kettingen aan hun benen op het land van de grondbezitters werken en ‘s nachts sliepen ze in ondergrondse gevangenissen. Doordat ze zo behandeld werden kwamen er grote en kleine opstanden voor.

✦ Het Romeinse leger werd minder sterk. Dit kwam doordat er steeds meer proletariërs kwamen. Deze hadden geen geld om zelf hun wapens en uitrusting te betalen, in tegendeel tot de boeren.

 

Paragraaf 10

  200 v.C. Een deel van de Romeinen vond dat het land van de staat onder de proletariërs verdeeld moest worden, omdat de armen dan weer boeren konden worden en er weer sterke boerenlegers ontstonden. Deze mensen waren onder andere Tibertius en Gaius Gracchus. Veel rijke Romeinen hadden land van de staat gepacht en waren dus tegen dit plan. Zo ontstond er een burgeroorlog waarin Tibertus en Gaus Gracchus omkwamen.

  Door gebrek aan boeren en dus aan soldaten werd er een beroepsleger opgericht. Vrijwillig kon je je aanmelden voor 16 jaar dienst en een stuk grond met boerderij na afloop. Omdat hun generaals voor hun zorgden, waren de soldaten trouw aan hun en niet aan Rome. Een van die generaals was Julius Caesar en hij was een van de bevelhebbers die besloot naar Rome te gaan en de macht over het Romeinse rijk wouw.

  Het lukte de senaat niet om de macht uit handen van Caesar te krijgen en daarom pleegde ze (in 44 v.C.) een moordaanslag op hem. Maar na heb volgden nieuwe tegenstanders en er kwam een burgeroorlog waar Actavianus als winnaar uit kwam. Hij noemde zichzelf Augustus en besloot voorzichtig te werk te gaan; hij lied de senaat, het consulaat en de volksvergadering bestaan, maar eigenlijk had hij wel alle macht. Zo werd hij de eerste keizer van het Romeinse rijk.

  Toen volgde enkele eeuwen vrede (Pax Romana word deze tijd genoemd). Deze redenen voor deze vrede waren: 1. Het leger bleef trouw aan de keizers omdat die hen goed behandelde. 2. De keizer benoemde legeraanvoerders die hem trouw waren en ze waren maar kort in dienst. 3. De welvaart nam toe doordat er geen zeerovers en bandieten meer waren. 4. Er lagen geen krachtige vijanden op de loer.

  Tijdens het keizerrijk werd er nog meer handel gevoerd dan tijdens de republiek. Het aantal handelaren, handelswerklieden en steden groeide.

  In de stad was veel vermaak in de vorm van gladiatorengevechten en amfitheaters. Een beroemd amfitheater is het Colosseum in Rome.

  De meeste mensen woonden op het platteland en werkten in de landbouw. Een groot deel van het land was in de handen van grondbezitters die het lieten bewerken door slaven of vrije pachters. Het grootste deel van de bevolking bestond uit vrije boeren.

  De Romeinse bevolking bestond uit lagen:

De rijken: met een bezit van vier miljoen sestertiën (Romeinse munt) kon je een leidinggevende functie krijgen, voor 400.000 een minder hoge functie in het bestuur van het rijk en voor een voor 100.000 een functie in het bestuur van en stad.

Burgers met enig bezit: de vrije boeren, de kleine winkeliers en de handwerkslieden met een bedrijfje.

✦ De armen: mensen met bijna niets; hun kleren en wat huisraad

✦ De slaven.

  Om het Romeinse burgerrecht te krijgen moest je bewijzen dat je “Romeins” was door dezelfde taal te spreken, godsdienst te hebben, literatuur te kennen, kleding te dragen en vrijetijdsbesteding te hebben. Mensen wouden dit burgerrecht om onder de Romeinse rechtspraak te vallen en leidinggevende functies te kunnen krijgen.

 

Paragraaf 11

  De Romeinen namen de kijk op de wereld van de Grieken grotendeels over, maar toch bleven er verschillen. Volgens de Romeinen was de aarde een platte schijf die in de ruimte zweefde, de kaarten waren echter wel cirkelvorming getekend met het oosten boven.

  De Romeinen hadden een meer praktische en militaire kijk op de mens en de wereld. De Grieken benaderde dit alles op een meer filosofische manier.

  Militaire kijk: de Romeinen vonden andere waarden belangrijk dan de Grieken; moed, gehoorzaamheid en opofferingsgezindheid. ‘t Bekendste soort bouwwerk van de Romeinen was ‘t amfitheater, een theater waarin de “strijd” centraal stond.

  Praktische kijk: de mens was volgens der Romeinen iemand met plichten en rechten > ze besteedden veel tijd aan het opschrijven van wetten. De basiswetten waren:

✦ Iemand is onschuldig tot het tegendeel bewezen is.

✦ Iemand die ergens van beschuldigd is moet de kans krijgen zich te verdedigen.

✦ Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt.

✦ Bestuurders mogen zich niet bemoeien met de rechtspraak, alleen rechters.

  De Romeinen wouden ‘t dagelijks leven verbeteren, ook met behulp van de natuur; ze bouwden waterleiding en badhuizen.

  De Romeinse en Griekse bouwkunst leek erg op elkaar, maar waren toch anders. Romeinse tempels hadden een voorkant - Griekse tempels waren “richtingloos” en Romeinse theaters waren vrijstaande gebouwen - Griekse theaters waren ingebed in een heuvel. Andere typisch Romeinse constructies waren; de boog, het gewelf en de koepel.

 

Paragraaf 12

  Joden vielen op omdat ze maar in één god geloofde en met zo weinig waren. Ze werden vaak overheerst, in 63 v.C. ook door het Romeinse rijk. De Joden kwamen in opstand, verloren en werden verdreven door de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinse bevelhebber en latere keizer Titus. Sindsdien waren er meer Joden buiten dan in Palestina, maar ze hielden hun godsdienst en gebruiken en vormden een duidelijke minderheid.

  Ontstaan van het Christendom: Jezus van Nazareth trok veel aandacht met zijn prediking  over goedheid, vergevingsgezindheid en een “Koninkrijk van God”. Sommigen gingen hem zien als degene die de Joden van de Romeinen zal bevrijden, Joodse leiders dienden een aanklacht in omdat ze bang waren hun macht te verliezen en de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus veroordeelde Jezus tot de dood aan het kruis.

  Na zijn dood werden zijn ideeën door zijn apostelen verspreid. Zij gaven hem de naam Jezus Christus. Zijn volgelingen schreven de verhalen over Jezus op en Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes schrijven ieder een evangelie. Deze evangeliën, de brieven van Paulus en de geschiedenis van de apostelen vormen het Nieuwe Testament. Het nieuwe en het oude testament vormen samen de Bijbel van de christenen.

  Het christendom verschilde van elkaar in verschillende streken van het Romeinse rijk, pas toen in de 4e eeuw het christendom aanvaart werd ontstond er eenheid. Er kwam een officiële geloofsbelijdenis.

  De belangrijkste rituelen van het christendom worden samen sacramenten genoemd. Deze rituelen zijn: de doop, de eucharistie, de biecht, het huwelijk tussen man en vrouw, de wijding tot priester, het vormsel en het oliesel.

  Het christendom verspreidde zich snel tijdens de Pax Romana, de apostel Paulus had hier een grote bijdrage aan. Vooral armen en onderdrukten werden christen.

  Het christendom was lange tijd verboden in het Romeinse rijk en sommige keizers vervolgden de christenen zelfs, die hadden het gevoel dat de christenen meer trouwe waren aan hun geloof dan aan de Romeinse keizer en zagen dat als een bedreiging.

  Ondanks de onderdrukkingen bleef het aantal christenen groeien. In 313 werd het christendom officieel toegestaan door keizer Constantijn en in 394 was het christendom de enige toegestane godsdienst.

  Het christendom bouwde een organisatie op paralel aan de organisatie van het Romeinse rijk. Toen het Romeinse bestuur uiteenviel (416) hield het christendom zijn structuur grotendeels. Er waren nog altijd verschillen tussen het christendom in het West- en het Oost-Romeinse rijk.

 

Paragraaf 13

  Na de dood van keizer Theodosius (395) namen zijn zonen het rijk over, dat nu verdeeld was in het Oost- en het West-Romeinse rijk. Het Oost-Romeinse rijk zou nog tot 1453 bestaan (toen werd het veroverd door de Osmaanse Turken) en het West-Romeinse rijk nog tot 476 (toen het uiteenviel in een lappendeken van Germaanse staten).

  Tijdens de laatste eeuwen van het Romeinse rijk trokken de Germanen binnen. Ze veroverde een groot deel van West-Europa. Er waren verschillende Germaanse stammen, ze hadden allemaal een gelaagde samenleving; bovenaan de vrije mannen, daaronder de vrijgelatenen en als onderste de slaven. Bij oorlog werd er een aanvoerder gekozen, soms werd deze in tijd van vrede koning.

  De Germanen vereerden anders dan de christenen meerdere goden. De goden verbeeldden vaak natuurkrachten en hadden in iedere stam een andere naam. Er was echter ook een overeenkomst; de Germanen en de christenen geloofden allebei in leven na de dood.

  De Romeinen mengden zich met de Franken. Tijdens keizer Constantijn (306-337) hielpen ze bij de verdediging van het Romeinse rijk. De Franken woonden in het huidige België en Noord-Frankrijk. In de eeuwen erna vochten de Franken soms tegen de Romeinen, soms tegen elkaar en soms aan de kant van de Romeinen.

  In de 5e eeuw werd de invloed van de Franken steeds groter en die van de Romeinen steeds minder. De Romeinse legioenen trokken zich terug, gevolgd door veel bewoners. De overgeblevenen mengden zich met de Franken, Romeinse bouwwerken werden verwoest en er bleef weinig over van de Romeinse cultuur.

  Toen werden de Franken bedreigd door de Alemannen, de Thüringers en de Goten en ontstond het verlangen naar een leider die het volk zal beschermen; in 481 werd Clovis koning van een van de Frankische stammen. Hiermee begon de middeleeuwen

Geen opmerkingen: